Verantwoording

Ons onderzoeksinstrument is voor een groot deel gebaseerd op het gedachtegoed van Leo van der Burg. Het is neergeschreven in zijn boek “Doe waar je goed in bent”  (Prentice Hall, 2006). Hierin koppelt hij bestaande theoretische concepten en zet ze neer in een nieuwe samenhang. Bij onze theoretische achtergrond maken we gebruik van Leo’s denkbeelden, die ook voorkomen in zijn boek. Pieter Heiwegen voegt hier zijn eigen denkbeelden en opvattingen aan toe.

Overzicht vande persoonlijkheid

Wanneer je naar het schema kijkt dan zie je dat onze persoonlijkheid bestaat uit twee hoofdbestanddelen: Talent en Karakter, die met elkaar worden verbonden door onze Gerichtheden.

Talenten zijn onze aangeboren kwaliteiten. Je hebt ze of je hebt ze niet. Zij zijn niet aan te leren en je moet het er de rest van je leven mee doen. Je kunt ze wel ontplooien of juist besluiten om er niets mee te doen. Ons talent bestaat uit 2 lagen: Aard en Aanleg.

Het Karakter is ons besturingssysteem. Het stuurt ons talent. Waar nodig kan ons karakter ons talent zijn gang laten gaan, het stimuleren of het juist strakker in de hand houden. Ons karakter is ook ons bewustzijnssysteem. Ons karakter wordt tijdens ons leven gevormd door milieu, opvoeding en ervaring. Het karakter is dynamisch en telkens in ontwikkeling. Hierdoor veranderen mensen voortdurend en spreken we daarom over de weg van de persoonlijke groei. Binnen deze groei zie je de ontwikkeling van ons morele kompas (Motieven).
Daarnaast ontwikkelen we binnen ons karakter onze Vermogens. Dit zijn competenties op de gebieden van kennis, houding en vaardigheden.

De Gerichtheden verbinden het talent met het karakter. Zij geven de wijze aan waarop wij onze opgedane ervaringen verwerken en de manier waarop wij reageren. We hebben 3 gerichtheden: denken, voelen en willen. Ieder mens heeft een unieke combinatie van gerichtheden. Daardoor zal iedereen in een bepaalde situatie op zijn eigen manier reageren. Gerichtheden zijn moeilijk te veranderen, omdat ze sterk verbonden zijn met het talent.

Paard en ruiter

Talent en karakter werkt als paard en ruiter
Als je het hebt over de werking van talent en karakter dan kun je een prachtige vergelijking maken met de samenwerking tussen paard en ruiter.

Wanneer je gaat paardrijden dan moet je een goede verbinding hebben met het paard. Is de verbinding zwak dan is de kans groot dat het paard zijn eigen weg kiest en hij met jou op de loop gaat. Zo werkt het ook bij het talent en het karakter van mensen.

Kijken we eerst naar ons talent (het paard):
Mensen beschikken over talent. Deze eigenschappen zijn afkomstig uit het animale systeem. Dit systeem is opgebouwd uit erfelijke of genetische factoren. Deze factoren vormen als het ware “het paard in de mens”

Kijken we dan naar ons karakter (de ruiter):
Ons karakter is ons besturingssysteem. Net zoals het karakter het talent stuurt, zo hoort de ruiter de baas over het paard te zijn. Het bij talent behorende animale systeem geeft ons ongestuurde levensenergie. Het karakter komt echter voort uit het humane systeem en dit remt of temt deze levensenergie. Dit is ook het geval bij de ruiter die het paard kan remmen of temmen. 

Kijken we naar de verbinding tussen ons talent en ons karakter:
De verbinding tussen talent en karakter wordt gevormd door de 3 gerichtheden. Deze fungeren als intermediair tussen het animale en het humane systeem. Gerichtheden zijn nodig om opgedane ervaringen te verwerken en zij helpen om te reageren en te sturen.

Gerichtheden hebben te maken met de kwaliteiten van de ziel: denken, voelen en willen. Deze drie zijn de ‘hulpen’ die tussen het karakter en het talent functioneren. Wat nu opmerkelijk is: in de echte paardenwereld spreekt men ook over 3 ‘hulpen’ die tussen de ruiter en het paard functioneren:

  1. het bit en de stem: om het paard denkend te sturen
  2. de zit en de gevoelens van de ruiter: om emotioneel contact met het paard te hebben
  3. de benen, de sporen: om het paard via de wil te besturen.

Kijken we naar wat dit betekent voor de mens:
Ook in een mensenleven is het belangrijk dat de ruiter op zijn paard blijft, er een goede verhouding mee heeft en het dier in goede conditie houdt. Paard en ruiter moeten met elkaar in een harmonieuze verhouding blijven om ervoor te zorgen dat de ruiter stuurt en niet het paard. Als de ruiter van het paard wordt geworpen dan is er iets mis in de harmonie. Daarom zal er voortdurend een goede verbinding moeten zijn tussen de wil van de ruiter en de mogelijkheden van het paard.

In het geval van verstoring tussen de animale (talent) en humane pool (karakter) dreigt het gevaar van ziekte, zowel fysiek als psychisch. Mensen die zichzelf belasten met werk dat niet bij hun aard en aanleg (talent) hoort en, om welke reden dan ook, niet naar de signalen van vermoeidheid of ongemak uit hun animale systeem luisteren, komen in de gevarenzone. Ook in de mensenwereld zien we soms werkpaarden op een springconcours. Zo zal een introverte, beschouwende persoon niet uitblinken in situaties waarbij gevraagd wordt om spontaniteit of uitbundigheid. Eenmalig of kortstondig is dat niet zo’n probleem, maar op langere termijn zal de ruiter echter wel rekening moeten houden met de mogelijkheden en eigenaardigheden van zijn paard. Het is geen probleem om het dier zo af en toe de sporen te geven en dan weer eens de teugels te laten vieren. Als er echter sprake is van voortdurend inzetten waarvoor het talent niet beschikbaar is of, vanuit paard en ruiter gesproken, het dier niet geschikt is, dan volgen er blessures.

Kortom: net zoals niet elk paard voor allerlei omstandigheden geschikt is, zo is het ook gesteld met mensen. Bij iemand die goed in zijn vel zit, zie je harmonie en evenwicht. De samenwerking tussen het paard en de ruiter is in balans. Daarom moeten wij ons uiterste best doen om er achter te komen op welk paard wij zitten, wat voor ruiter we zijn en voor welke omstandigheden ons paard en ruiter het meest geschikt zijn.